Code rood: naar kantoor komen, thuiswerken of niet-werken?
Twee weken geleden trok storm Poly over het land. Het KNMI gaf verschillende weerswaarschuwingen af, variërend van code rood tot code oranje en code geel. In sommige gebieden werd zelfs geadviseerd helemaal niet de weg op te gaan.
Dit roept voor zowel werknemers als werkgevers belangrijke vragen op. In welke situaties worden werknemers alsnog verwacht naar kantoor te reizen? Hoe kom je als werknemer dan (veilig) aan op kantoor? Of mag een werknemer thuis blijven (werken)? En als niet thuis gewerkt kan worden, komt het niet-werken dan voor rekening van de werkgever? We bespreken het in deze blog.
Instructierecht van de werkgever
Uit de wet volgt dat de werkgever een instructierecht heeft. De werknemer is kort gezegd verplicht om zich te houden aan werk- en ordevoorschriften van de werkgever. Een voorwaarde is dat deze instructie redelijk moet zijn.
Het uitgangspunt is dat de werkgever op basis van het instructierecht onder andere mag bepalen waar de werknemer zijn werk uitoefent. De werkgever kan de werknemer in beginsel dus de (redelijke) instructie geven naar kantoor te komen en als de werknemer dat weigert, is sprake van ‘werkweigering’. Dit is mogelijk anders als met de werknemer afwijkende afspraken zijn gemaakt over de werkplek en/of het recht op thuiswerken.
Slechte weersomstandigheden
Moet de werknemer bij slechte weersomstandigheden ook voldoen aan de instructie van de werkgever om naar kantoor te komen? Hoe werkgevers en werknemers moeten handelen bij slechte weersomstandigheden is niet specifiek in de wet geregeld. Het antwoord hangt af van de vraag of de instructie om naar kantoor te komen bij slechte weersomstandigheden een redelijke instructie van de werkgever is. Voor deze ‘redelijkheidstoets’ zijn de specifieke omstandigheden van het geval relevant.
Een afweging van de specifieke omstandigheden
Slechte weersomstandigheden kunnen leiden tot de conclusie dat de instructie om naar kantoor te komen onredelijk is en de werknemer deze niet hoeft na te komen. Dit is afhankelijk van een afweging van de specifieke omstandigheden. Bij extreem slechte weersomstandigheden, zoals code rood en/of als de situatie op de weg zeer gevaarlijk is, zal de instructie om naar kantoor te komen bijvoorbeeld al snel onredelijk zijn.
Bij minder slechte weersomstandigheden is de afweging met andere omstandigheden belangrijker. De vraag speelt bijvoorbeeld of er alternatieven beschikbaar zijn om toch naar kantoor te komen. Denk bij gevaarlijke rijomstandigheden (door harde windstoten, sneeuw of opvriezing) aan een ander vervoersmiddel of het openbaar vervoer. Bij bijzondere weersomstandigheden wordt van de werknemer verwacht (alternatieve) maatregelen te treffen voor het woon-werkverkeer.
Daarnaast moeten de belangen van de werkgever en de werknemer worden afgewogen. Aan de kant van de werkgever speelt bijvoorbeeld of hij belang heeft bij het werken op kantoor en of het mogelijk is dat werknemers thuiswerken. Aan de kant van de werknemer kan gedacht worden aan zijn veiligheid, de hoeveelheid extra reistijd en de mobiliteit van de werknemer.
In de uitspraak van de rechtbank Rotterdam werd bijvoorbeeld geoordeeld dat de instructie van de werkgever om naar kantoor te komen redelijk was en, omdat de werknemer de instructie niet opgevolgde, sprake was van ‘werkweigering’. De volgende omstandigheden achtte de rechter daarvoor relevant. De werkgever is een klein bedrijf en de administratie ligt op kantoor, waardoor het niet onredelijk was dat zij wilde dat de werkzaamheden vanaf kantoor werden verricht. Hoewel de weersomstandigheden slecht waren, waren zij niet dusdanig slecht dat de werknemer niet naar kantoor kan komen. De rijomstandigheden waren gevaarlijk, maar code rood was niet meer van toepassing en er waren alternatieven beschikbaar om naar kantoor te reizen (bijvoorbeeld het openbaar vervoer of een taxi). Ten slotte was onvoldoende gebleken dat de immobiliteit van de werknemer haar belemmerde de deur uit te gaan en/of naar de bushalte of taxi te lopen.
Voor wiens rekening komt het niet-werken door slechte weersomstandigheden?
Uit de wet volgt dat als een werknemer niet werkt, de werkgever toch verplicht is het loon door te betalen, tenzij het niet-werken in de risicosfeer van de werknemer ligt.
De kans bestaat dat de werknemer door slechte weersomstandigheden niet kan werken, bijvoorbeeld als niet naar kantoor kan worden gereisd én niet thuis gewerkt kan worden. Slechte weersomstandigheden die het werk onmogelijk maken, worden aangemerkt als normale bedrijfsrisico’s en komen in beginsel voor rekening van de werkgever. In dat geval heeft de werknemer dus recht op doorbetaling van het loon. Deze verplichting tot loondoorbetaling kan worden beperkt als sprake is van weersomstandigheden die buitengewoon lang duren.
Indien de werknemer een redelijke instructie van de werkgever om naar kantoor te komen of thuis te werken bij slechte weersomstandigheden weigert, ligt het niet-werken in de risicosfeer van de werknemer. In dat geval heeft de werknemer geen recht op doorbetaling van het loon.
Communicatie richting werknemers
Werkgevers doen er verstandig aan om tijdig duidelijkheid te geven aan werknemers. Bedenk bij slechte weeromstandigheden allereerst of de instructie om naar kantoor te komen redelijk is. Mocht de werkgever toch wensen dat de werknemer naar kantoor komt, ga dan met de werknemer in gesprek over de mogelijkheden om naar kantoor te komen. Indien de werknemer laat weten niet naar kantoor te kunnen/willen komen, probeer eventueel samen alternatieven te bedenken (bijvoorbeeld een ander vervoersmiddel of thuiswerken). Denk daarbij aan de afweging van de specifieke omstandigheden en de zorgplicht van de werkgever om een veilige werkomgeving te creëren voor werknemers.