18 april 2023 - Ilse van Aert

Een toekomstbestendige arbeidsmarkt: wat zijn de maatregelen?

Vorig jaar verscheen de Kamerbrief over Hoofdlijnen Arbeidsmarkt, waarin maatregelen werden gepresenteerd die de arbeidsmarkt toekomstbestendiger moeten maken. Op 3 april 2023 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een stand van zaken gegeven over de uitwerking van een toekomstbestendige(r) arbeidsmarkt(pakket). Wat moet je hierover weten?

Het kabinet wil met de hervorming van de arbeidsmarkt meer zekerheid realiseren door duurzame arbeidsrelaties te stimuleren binnen wendbare ondernemingen. Tegelijkertijd wil het kabinet werknemers met flexibele contracten meer zekerheid geven over hun inkomen en rooster, de wendbaarheid van bedrijven vergroten en schijnzelfstandigheid terugdringen.

Het plan is om de benodigde wetgeving rond de zomer van 2023 in internetconsultatie te brengen, zodat de wetsvoorstellen in het voorjaar van 2024 aan de Tweede Kamer kunnen worden voorgelegd.

Maatregelen in de Kamerbrief over voortgang uitwerking arbeidsmarktpakket

De aard en inrichting van het werk moet leidend zijn bij de keuze van een contract. Het kabinet beschrijft maatregelen om het speelveld tussen werknemers en zelfstandigen gelijker te maken en verschillen tussen vaste en flexibele arbeidsrelaties te verkleinen.

Het kabinet zet ook stappen om meer zekerheid voor werkenden te creëren:

  1.  Een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) voor zelfstandigen. Zelfstandigen zullen zich standaard verzekeren voor een uitkering van 70% van het laatstverdiende inkomen tot aan de grens van 143% WML. De uitkering is maximaal 100% van het WML. De directeur-grootaandeelhouder (DGA) en resultaatgenieters vallen op dit moment niet onder deze verplichting. Het kabinet onderzoekt de mogelijkheid voor zelfstandigen om – onder bepaalde voorwaarden – uit de publieke verzekering te stappen en een vergelijkbare private verzekering af te sluiten (opt-out).
  2. Oproepcontracten, zoals nuluren- en min-/maxcontracten, worden afgeschaft. In plaats daarvan komt er een basiscontract met een minimaal aantal uren. Werknemers moeten dan wel 130% van het minimaal aantal uren beschikbaar zijn en mogen alleen buiten deze afgesproken beschikbare uren een oproep van de werkgever weigeren. Het kabinet heeft de intentie om de lage WW-premie toe te passen op een basiscontract voor onbepaalde tijd. Scholieren en studenten kunnen met een bijbaan wel blijven werken op basis van de huidige oproepcontracten. Naast het basiscontract blijven jaarurennormen met meer roosterzekerheid mogelijk.
  3. Uitzendkrachten krijgen sneller (na 52 gewerkte weken) een contract met meer zekerheid, de duur van de meest onzekere fasen wordt verkort en zij krijgen eerder recht op een vast contract. Daarnaast wil het kabinet concurrentie op arbeidsvoorwaarden voorkomen door te bepalen dat arbeidsvoorwaarden (naast loon, overige vergoedingen en arbeids- en rusttijden) gelijk moeten zijn. Ten slotte zal voor het ter beschikking stellen van uitzendkrachten een certificeringsstelsel komen.
  4. De ketenregeling wordt aangescherpt door de huidige onderbrekingstermijn (van 6 maanden) te vervangen door een vervaltermijn van 5 jaar. Dit betekent dat de keten van tijdelijke contracten opnieuw gaat lopen als er tussen twee arbeidsovereenkomsten met dezelfde werkgever een periode van vijf jaar of meer zit. Dit zal ook gelden voor uitzendkrachten, maar niet voor studenten en scholieren. De mogelijkheid om bij cao af te wijken van de ketenregeling verdwijnt.
  5. Een arbeidscommissie zal zich richten op laagdrempelige toegang tot het recht voor kwetsbare werknemers, betere informatievoorziening en geschilbeslechting.
  6. De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) wordt nog één keer met vier jaar verlengd om terugval in inkomen van deze groep senioren te blijven dempen.
  7. In premiedifferentiatie WW is voor vaste contracten geregeld dat overwerk tot en met 30% van het aantal contracturen mogelijk is onder de lage WW-premie. Op deze hoofdregel is een uitzondering opgenomen voor voltijdscontracten: bij een gemiddelde arbeidsomvang van minimaal 35 uur per week geldt de herzieningssituatie niet. Het kabinet past deze grens aan naar 30 uur per week. Dit vergroot de wendbaarheid voor werkgevers binnen vaste contracten en behoud inkomenszekerheid voor werknemers.

 

Er komt eerder duidelijkheid over de re-integratieverplichtingen van kleine en middelgrote werkgevers (tot en met 100 werknemers). Zij krijgen na één ziektejaar meer duidelijkheid over de mogelijkheid van duurzame vervanging voor de functie van de zieke werknemer. Werkgever en werknemer kunnen onderling, of met toestemming van het UWV, vaststellen of het tweedespoortraject wordt gestart. Indien de werknemer in het tweede jaar herstelt, heeft hij alleen recht op terugkeer in zijn eigen functie als de werkgever zijn functie nog niet duurzaam heeft vervuld. Ook wordt gewerkt aan een oplossing voor het bedrijfsartsentekort.

Werkgevers kunnen aanspraak maken op een Crisisregeling Personeelsbehoud (CP) bij ten minste 20% minder werk voor een maximale duur van 6 maanden. Dit vervangt het eerder in de hoofdlijnenbrief voorgestelde ‘deeltijd-WW’. De regeling zal (tijdelijke) crisis en calamiteiten opvangen die niet tot het ondernemersrisico behoren maar een externe oorzaak hebben (waaronder de coronapandemie) en tegelijkertijd binding van en zekerheid voor werknemers te creëren. Het maakt mogelijk om werknemers tijdelijk in een andere functie of op andere locatie te laten werken of tijdelijk minder te laten werken met gebruik making van een tegemoetkoming in loonkosten.

In het kader van schijnzelfstandigheid voorkomen wil het kabinet:

  • de regels rondom de kwalificatie van de arbeidsrelatie verduidelijken. Het gezagscriterium zal verder worden ingekleurd aan de hand van drie hoofdelementen: materiële ondergeschiktheid (toezicht, instructies, etc.), de organisatorische inbedding van het werk en zelfstandig ondernemerschap;
  • werken aan een zogenaamd ‘rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst’, gekoppeld aan een minimaal uurtarief (mogelijk een tarief tussen de 30 en 35 euro);
  • handhaving op korte termijn versterken en verbeteren en uiterlijk op 1 januari 2025 het handhavingsmoratorium volledig opheffen.

Tot slot streeft het kabinet na dat mensen altijd uitzicht op nieuw werk hebben. In dat kader zal ‘Leven lang ontwikkelen’ (LLO) worden gestimuleerd en meer mensen naar werk begeleid.