Wat is een handtekening waard?
Tekenen voor een afspraak, waar moet dat precies? Niet een vraag waar je geregeld bij stilstaat. Het is tekenen bij het kruisje. Op sommige documenten wordt echter óók op elke bladzijde een paraaf geplaatst. Wanneer is dat nodig en wat betekent het als die ontbreekt?
Een ondertekend document dat tot bewijs dient wordt, als het níet door een notaris is opgesteld, een onderhandse akte genoemd. Zo’n akte levert tussen de betrokken partijen bewijs op. De hoogste rechter in Nederland, de Hoge Raad, wees onlangs arrest (Hoge Raad 19-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:641) over de vraag wanneer een document geldt als ‘onderhandse’ akte.
In deze zaak betrof het een leningsovereenkomst van twee bladzijden, die door beide partijen alleen op de laatste pagina was ondertekend. De schuldenaar betwistte niet dat hij zijn handtekening daar had geplaatst, maar stelde dat de schuldeiser achteraf tekst had toegevoegd op de eerste, niet-ondertekende bladzijde en het geleende bedrag had verhoogd. Volgens de schuldenaar had hij voor een andere afspraak getekend dan de ‘valse’ akte waar de schuldeiser zich nu op beriep. De waarde van dit contract werd een beslissend element in de zaak; de discussie spitste zich toe op de vraag welk van de partijen bewijs zou moeten leveren van de valsheid of juistheid van dat stuk. Hierover hadden de rechtbank en vervolgens in hoger beroep het Gerechtshof een verschillend oordeel.
Volgens de rechtbank betrof het een onderhandse akte die in beginsel bewijskracht zou hebben, tenzij de schuldenaar zou aantonen dat het stuk vals was. Dat had hij volgens de rechtbank echter niet aangetoond. De leningsovereenkomst vormde daarmee geldig bewijs van de afspraak.
Het Hof gaf echter een veel beperktere uitleg aan de kwalificatie ‘onderhandse akte’ en baseerde dat op het vereiste van ondertekening dat de wet noemt. Ergens onder tekenen betekent volgens het Hof akkoord met wat daarboven staat. En dat betreft, aldus het Hof, alleen de ondertekende en niet de eerdere bladzijden, tenzij vaststaat dat die eerdere bladzijde bij de ondertekende bladzijde behoort. Omdat de schuldenaar het Hof over dat laatste voldoende aan het twijfelen had gebracht, stond de bewijskracht van de bewuste eerste bladzijde niet vast. Het Hof zag het dus precies andersom; het was juist aan de schuldeiser om aan te tonen dat de lenings¬overeenkomst ‘echt’ was. Dat lukte de schuldeiser niet en daarmee bewees het contract het bestaan van de afspraak niet.
In cassatie stelde de schuldeiser dat het Hof een te beperkte uitleg aan de wet had gegeven. Nu was het aan de Hoge Raad om hier een knoop over door te hakken. Hij schaarde zich zonder aarzelen achter het standpunt van de schuldeiser: óók een meer bladzijden tellend stuk dat uitsluitend aan het slot daarvan is ondertekend, geldt als onderhandse akte. Het is de partij die zich op de valsheid daarvan beroept die dat dient te bewijzen. De Hoge Raad haast zich te zeggen dat er allerlei omstandigheden kunnen zijn op grond waarvan moet worden aangenomen dat er tekst pas later is toegevoegd, maar dat is dan wel de uitzondering op de regel.
Wat leert dit arrest ons? Voor de meeste zekerheid zou elke bladzijde van een contract moeten worden geparafeerd. Het arrest bevestigt gelukkig echter ook dat het geen ramp is als contracten alleen op de handtekeningenpagina worden ondertekend, zoals in de dagelijkse praktijk toch wel gebruikelijk is.