Heeft een aandeelhouder 'zomaar' recht op informatie?
Heeft een aandeelhouder ‘zomaar’ recht op informatie?
Een B.V. leent een groot bedrag van een onderneming van haar eigen grootaandeelhouder. Het bestuur geeft daarnaast akkoord om belangrijke activa als zekerheid te verstrekken. De andere aandeelhouder is géén bestuurder; hij hoort niets over deze lening. Op vragen die hij nader stelt, geeft het bestuur geen zinvol antwoord. Heeft de aandeelhouder hier wel recht op?
Belang van informatievoorziening
Het bestuur houdt zich bezig met de dagelijkse leiding van de vennootschap. De aandeelhouder staat op afstand. Door het verschaffen van informatie legt het bestuur verantwoording af aan de aandeelhouder over het gevoerde beleid. Op basis daarvan kan die aandeelhouder via de algemene vergadering besluiten over belangrijke zaken binnen de onderneming, zoals het benoemen of ontslaan van bestuurders, het verrichten van een belangrijke transactie, de vaststelling van de jaarrekening of een statutenwijziging. Informatievoorziening door het bestuur is voor de aandeelhouder dan ook van essentieel belang.
Het informatierecht van de algemene vergadering van aandeelhouders
Op grond van de wet geldt dat het bestuur verplicht is om aan de algemene vergadering van aandeelhouders alle door haar gevraagde inlichtingen te verschaffen. Deze plicht omvat ook het recht van individuele aandeelhouders om tijdens de algemene vergadering vragen te stellen en deze ook door bestuur beantwoord te krijgen. Slechts een zwaarwegend belang van de vennootschap kan zich tegen de verplichting tot informatieverstrekking verzetten. Uit de rechtspraak volgt dat een dergelijk zwaarwegend belang zich niet snel voordoet: bijvoorbeeld als informatie de concurrentiepositie van de onderneming schaadt.
Het informatierecht buiten vergadering
Maar hoe zit het dan met informatieverschaffing aan een aandeelhouder buiten vergadering? Dus als een aandeelhouder per e-mail een vraag stelt, of op een andere manier een informeel verzoek doet? Uitgangspunt is dat de aandeelhouder buiten de vergadering geen recht heeft op door hem afzonderlijk verlangde informatie. Ook hierop bestaan weer uitzonderingen. Zo kan het bestuur onder bijzondere omstandigheden op grond van haar zorgplicht verplicht zijn om de (minderheids)aandeelhouder op eigen initiatief én op diens verzoek buiten een aandeelhoudersvergadering van informatie te voorzien.
Ongelijke toegang tot informatie
Uit de rechtspraak volgt dat van bijzondere omstandigheden bijvoorbeeld sprake is als één van de aandeelhouders niet in het bestuur zit, en alle anderen wel. Er is dan sprake van ongelijke toegang tot informatie tussen de verschillende aandeelhouders, omdat deze zogenoemde “externe aandeelhouder” niet de informatie heeft die de aandeelhouders in het bestuur wel ontvangen. In dat geval moet het bestuur deze aandeelhouder ruimhartig informeren over het reilen en zeilen van de onderneming.
Aangenomen wordt dat naarmate er minder aandeelhouders zijn en er nauwelijks onderscheid bestaat tussen de kapitaalverschaffers en het management, een ruimere informatieverplichting geldt aan de aandeelhouders die niet zijn vertegenwoordigd in het bestuur. Dit geldt in het bijzonder in situaties waar de verhoudingen door achterdocht worden geregeerd, zoals wel eens voorkomt bij geschillen in familiebedrijven.
Tegenstrijdig belang
Daarnaast geldt een bijzondere informatieplicht bij transacties waarbij tegenstrijdig belang een rol speelt of kan spelen. Hierbij moet worden gedacht aan het verstrekken van een lening aan de vennootschap door een bedrijf waarin een (groot)aandeelhouder, die (vaak) ook bestuurder is, een belang heeft of een aandelentransactie met een bedrijf van een (groot)aandeelhouder. De achtergrond van het informatierecht is dan dat de (minderheids)aandeelhouder die niet betrokken is bij de transactie beschermd moet worden tegen onevenredige benadeling.
Tips voor de praktijk
Wij adviseren het bestuur om aan de algemene vergadering van aandeelhouders alle door haar verzochte informatie te verstrekken en tijdens de vergadering ook alle vragen van individuele aandeelhouders onderbouwd te beantwoorden. Daarnaast raden wij het bestuur aan om in besloten verhoudingen de (minderheids)aandeelhouders, die niet in het bestuur zijn vertegenwoordigd, uit eigen beweging buiten vergadering van verifieerbare informatie te voorzien. Dit geldt in het bijzonder wanneer het gaat om ingrijpende besluiten en transacties waarbij de (schijn van) belangenverstrengeling een rol speelt.
Mocht u hierover nadere informatie behoeven, of willen sparren over de vraag of er in een bepaald geval tóch geen sprake is van een uitzonderingssituatie, dan kunt u zich richten tot Thomas Been of een van onze andere ondernemingsrechtadvocaten.