2 oktober 2024 - Dorien Besse

Het instemmingsrecht van de ondernemingsraad: het begrip ‘regeling’ toegelicht

In mijn vorige blog schreef ik over het adviesrecht van de ondernemingsraad. In deze blog bespreek ik het instemmingsrecht van de ondernemingsraad. De werkgever is namelijk wettelijk verplicht om instemming te vragen van de ondernemingsraad wanneer hij een bepaalde ‘regeling’ binnen de onderneming wil wijzigen, vaststellen of intrekken. In deze blog leg ik uit wat de wetgever heeft bedoeld met het begrip ‘regeling’ en meer specifiek met een ‘arbeidstijdenregeling’.

Het begrip ‘regeling’

Het recht van instemming wordt geregeld in artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). In artikel 27 lid 1 WOR staat een wettelijke verplichting om bij een wijziging, vaststelling of intrekking van een bepaalde regeling instemming te vragen van de ondernemingsraad. Het begrip ‘regeling’ wordt in het artikel zelf niet verder gedefinieerd. In de wetsgeschiedenis is er wel een definiëring van het begrip te vinden: met het begrip ‘regeling’ wordt een besluit bedoeld van ‘algemene strekking waarbij een duurzame voorziening wordt ingevoerd met de bedoeling om voor langere tijd of met een zekere duurzaamheid te gelden in de onderneming.’

Met ‘algemene strekking’ wordt bedoeld: het besluit moet betrekking hebben op het gehele personeel of op één of meerdere groepen binnen de onderneming. Daarnaast moet de regeling voor een langere periode van toepassing zijn. Besluiten die individuele werknemers betreffen, evenals besluiten van incidentele of tijdelijke aard, vallen niet onder het instemmingsrecht.

Het wijzigen van een arbeidstijdenregeling

Artikel 27 lid 1 sub b van de WOR bepaalt dat voorgenomen besluiten over het wijzigen, vaststellen of intrekken van de arbeids- en rusttijdenregeling of vakantieregeling instemmingsplichtig zijn. Het gaat hierbij niet om aanpassingen in de arbeidsduur zelf, dit is een primaire arbeidsvoorwaarde en valt in beginsel buiten het bestek van de ondernemingsraad. Het wijzigen van dienstroosters kan hier wel onder vallen. Ik licht dit toe aan de hand van twee uitspraken van de Rechtbank Midden-Nederland.

Het wijzigen van het rooster vanwege een personeelstekort

In een uitspraak van maart 2024 oordeelde de rechter dat het besluit van de Rijkswaterstaat Verkeer- en Watermanagement (‘RVWM’) om het rooster te wijzigen, niet instemmingsplichtig was. Het RVWM zag zich genoodzaakt om het rooster tijdelijk te wijzigen door een tekort aan personeel. De ondernemingsraad vond dit een wijziging van het normrooster, zijnde het rooster dat voor het hele jaar wordt vastgesteld en ter instemming aan de ondernemingsraad moet worden voorgelegd. Het RVWM was het hier niet mee eens en stelde dat het een tijdelijke (en noodzakelijke) wijziging was van het maandrooster. Overigens stond het tussen partijen niet ter discussie dat het normrooster een regeling in de zin van artikel 27 lid 1 WOR was.

De rechter ging in haar oordeel voorbij aan de discussie of er sprake was van een wijziging van een normrooster of het maandrooster. Het besluit was volgens de rechter zonder meer niet instemmingsplichtig – ook al was er sprake van een wijziging van het normrooster – omdat het hier duidelijk was dat het besluit geen duurzaam karakter had. De wijziging had namelijk een beperkte duur en een duidelijke einddatum, de wijziging gold enkel voor de maanden augustus en september en had enkel als doel het opvangen van het op dat moment bestaande personeelstekort. De rechter oordeelde dat ook het feit dat er recent weer eenmalig een roosterwijziging had plaatsgevonden – opnieuw vanwege personeelstekort – onvoldoende aantoonde dat er sprake was van een voortdurend of duurzaam besluit om van het normrooster af te wijken.

Het wijzigen van het rooster vanwege een staking

Connexxion wilde vanwege stakingen tijdelijk het dienstrooster wijzigen. Ook in deze zaak oordeelde de rechter dat er sprake was een incidentele wijziging van het dienstrooster. De rechter vond dat de wijziging die Connexxion wilde doorvoeren op de stakingsdagen incidenteel van aard was, en oordeelde daarom dat op grond artikel 27 lid 1 sub b WOR er geen sprake was van een instemmingsplichtig besluit.

Overigens ving Connexxion alsnog bot. Op basis van de WOR had de ondernemingsraad geen instemmingsrecht. In de cao Openbaar Vervoer is echter een uitgebreider instemmingsrecht toegekend aan ondernemingsraden. Bepaald is dat geen dienstrooster werking zou krijgen zonder instemming van de ondernemingsraad. De rechter verklaarde voor recht dat het besluit van Connexxion om het dienstrooster, ook al was het incidenteel van aard, te wijzigen nietig was.

Conclusie

In de besproken uitspraken was het duidelijk dat het besluiten betrof die een tijdelijk/incidenteel karakter hadden. Van een ‘regeling’ was daarom geen sprake. Toch zijn er voldoende kwesties die minder evident zullen zijn dan deze twee uitspraken. Het is belangrijk om in die gevallen eerst te bepalen of er sprake is van een wijziging van een regeling die valt onder artikel 27 lid 1 WOR. Vervolgens moet vastgesteld worden voor welk deel van de onderneming (een groep, het geheel of een individuele werknemer) het besluit geldt, en of dit besluit een duurzaam karakter heeft. Is dit niet het geval, dan bestaat er geen instemmingsrecht op grond van artikel 27 lid 1 WOR.

Let wel, in een cao of ondernemersovereenkomst kan een uitgebreider instemmingsrecht voor de ondernemingsraad zijn vastgelegd. Als dat het geval is, kan voor een besluit dat niet instemmingsplichtig is volgens de WOR, alsnog instemming van de ondernemingsraad vereist zijn.