Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie
Turboliquidatie is een efficiënte manier om een rechtspersoon, zoals een besloten vennootschap (B.V.), te beëindigen. De beëindiging wordt in gang gezet door de ontbinding van de rechtspersoon. In de meeste gevallen gebeurt dat doordat het bevoegde orgaan een besluit tot ontbinding van de rechtspersoon neemt. Als de rechtspersoon op het tijdstip van ontbinding geen baten heeft, houdt de rechtspersoon op dat moment op te bestaan. Dit geldt ook als de rechtspersoon schulden heeft. Dit heet een turboliquidatie. Er valt geen vermogen meer te verdelen, dus kan de rechtspersoon snel worden opgedoekt. Bij een ‘gewone’ liquidatie moet na het besluit tot ontbinding het vermogen worden vereffend. De baten moeten dan nog worden verdeeld. Die vereffeningsfase houdt een aantal aanvullende verplichtingen in. Zo moet men een rekening en verantwoording van de vereffening opstellen, en gelden bepaalde termijnen.
In november 2023 is de Tijdelijke wet transparantie turboliquidatie in werking getreden. Deze wet zal voorlopig twee jaar van kracht zijn. De strekking van de wet is het vergroten van transparantie bij de ontbinding van rechtspersonen zonder baten. Deze wet is ingevoerd vanwege zorgen over misbruik van de turboliquidatie. Daarvan is met name sprake in de gevallen dat de rechtspersoon ophoudt te bestaan met achterlating van schulden.De wettelijke regeling omtrent turboliquidatie miste een voorziening ten behoeve van de informatiepositie van schuldeisers. Schuldeisers konden worden geconfronteerd met een schuldenaar die niet meer bestond. Het was voor schuldeisers in dat geval moeilijk te achterhalen wat de laatste financiële stand van zaken was en of er mogelijkheden waren voor verhaal van hun vordering. De nieuwe tijdelijke wet heeft als doel dat te verbeteren. De regeling legt een aantal verplichtingen op aan het bestuur zodat het bij turboliquidatie een zekere verantwoording aflegt aan met name (onbetaald gebleven) schuldeisers.De nieuwe wet is opgenomen in de artikelen 19b en 19c van Boek 2 van het Burgerlijke Wetboek. Aan het einde van de termijn van twee jaar zal worden geëvalueerd of dat is geslaagd.
De nieuwe wet legt het bestuur van de rechtspersoon die met turboliquidatie is beëindigd de verplichting op verschillende stukken in te dienen bij de Kamer van Koophandel binnen veertien dagen na de ontbinding. Voorheen kon worden volstaan met inschrijving van de ontbinding met de mededeling dat de rechtspersoon op het moment van ontbinding geen baten had.Nu moet het bestuur onder meer een balans en een staat van baten en lasten indienen voor het boekjaar waarin de rechtspersoon is ontbonden, en het voorgaande boekjaar als er op het moment van ontbinding over dat jaar nog geen jaarrekening openbaar is gemaakt. Daarnaast dienen de jaarrekeningen over eerdere boekjaren te worden gedeponeerd als die openbaar hadden moeten worden gemaakt en dat nog niet is gebeurd.
Verder moet een beschrijving worden gedeponeerd van (voor zover aan de orde):
- de oorzaak van het ontbreken van baten op het tijdstip van de ontbinding;
- de wijze waarop de baten van de rechtspersoon te gelde zijn gemaakt en de opbrengsten zijn verdeeld;
- en de redenen waarom schuldeiser(s) geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven.
Zodra deze stukken bij de KvK zijn ingediend, moet het bestuur de schuldeisers daarvan schriftelijk op de hoogte stellen.
Als een bestuurder voornoemde verplichtingen níet naleeft, en een of meer schuldeisers van de rechtspersoon geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven, kan de rechtbank een bestuursverbod opleggen aan de bestuurder. Het openbaar ministerie kan daartoe een verzoek doen bij de rechtbank. Een bestuursverbod betekent onder meer dat de bestuurder niet als bestuurder of commissaris kan worden benoemd bij andere rechtspersonen gedurende een periode van vijf jaar.
De nieuwe wet biedt het openbaar ministerie in het geval van turboliquidatie ook de mogelijkheid om dit onder bepaalde andere omstandigheden te verzoeken, vergelijkbaar met de regeling bij een faillissement. Dat is als de bestuurder doelbewust namens de rechtspersoon op een manier heeft gehandeld waardoor één of meer schuldeisers aanmerkelijk zijn benadeeld. En ook als de bestuurder vaker betrokken is geweest bij faillissementen van rechtspersonen of bij turboliquidaties met achterlating van schulden, en de bestuurder daarvan een persoonlijk verwijt treft.