Uitspraak van de week: "Goed werkgeverschap en een proeftijdontslag"
Het proeftijdbeding blijft een bijzonder beestje in het arbeidsrecht. Beide partijen krijgen een korte periode, 1-2 maanden, de tijd om ‘vrijblijvend te bezien of zij er goed aan hebben gedaan met elkaar een arbeidsovereenkomst te sluiten’. Het ontslagrecht is in die periode nagenoeg uitgesloten, hetgeen met name voor de werkgever een voordeel biedt. De werkgever mag gebruik maken van het proeftijdbeding, indien rechtsgeldig overeengekomen. Slechts indien sprake is van een discriminatoir ontslag – denk aan opzegging wegens zwangerschap – of misbruik van recht kan de werknemer de opzegging vernietigen. Ik heb hier eerder over geschreven.
In een kwestie die zich voordeed bij de Rechtbank Gelderland deed de werknemer ook een beroep op de vernietiging van de opzegging. De rechter passeerde dit verweer. De werknemer kreeg alsnog EUR 5.000 bruto toegewezen. Hoe zit dit?
De werknemer had een vaste aanstelling bij een andere werkgever. Hij solliciteerde echter op een functie bij de nieuwe werkgever. Tijdens zijn sollicitatie maakte hij duidelijk dat zijn zoon werkzaam was in een andere vestiging. De directeur Aftersales verzekerde dat de familierelatie geen problemen op zou leveren. De werknemer zou op 1 maart 2023 starten. De HR-afdeling dacht hier anders over. In de personeelsgids stond namelijk dat het niet toegestaan was te werken met ‘1e graad familie’. Op basis hiervan zegt werkgever op 16 februari 2023, dus nog voor de startdatum, de arbeidsovereenkomst op.
De rechter oordeelt dat geen sprake is van een discriminatoir ontslag, en ook niet van misbruik van recht. Gelet op de feiten en omstandigheden, met name de verzekering van de directeur Aftersales dat de familierelatie geen bezwaar zou zijn en het feit dat de werknemer zijn baan bij zijn vorige werkgever al had opgezegd, maakt dat sprake was van handelen in strijd met het goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW). Dit geldt ook al in de ‘precontractuele fase’ en werkgever werd veroordeeld tot een schadevergoeding van EUR 5.000 bruto.
De vrijheid die een proeftijdbeding biedt, is dus niet onbeperkt. Houd daar rekening mee.
Lees de volledige uitspraak hier