Uitspraak van de week: "Incidentele overuren leveren geen nieuwe arbeidsomvang op"
Een medewerker van een bloemenzaak treedt per 1 april 2020 in dienst op basis een arbeidsovereenkomst voor 32 uur per week. Precies in de eerste drie maanden is het gekkenhuis in de bloemenzaak. Nederland stuurde elkaar massaal bloemen om een hart onder de riem te steken tijdens de pandemie. Ook vielen in die maanden traditioneel drukke bloemendagen, zoals Moederdag, Pasen en secretaressedag, aldus de kantonrechter.
De medewerker maakte in die eerste maanden dan ook veel overuren. Ze werkte gemiddeld 49 uur per week in de maanden april, mei en juni. Vanaf juli werd het alweer rustiger en in augustus was het redelijk normaal. In die periode wordt zij echter ook arbeidsongeschikt en zij meldt zich vanaf 8 oktober 2020 volledig ziek. De werkgever betaalt keurig haar salaris gebaseerd op 32 uur per week. Daar is de medewerker het niet mee eens. Zij stelt zich op het standpunt dat zij structureel meer uren heeft gewerkt. Op basis van het rechtsvermoeden, artikel 7:610b BW, maakt zij aanspraak op het salaris voor 49 uur per week.
De kantonrechter maakt korte metten met de vordering. De werkgever kon aantonen dat sprake was van incidenteel overwerk, toevallig in haar eerste drie maanden van haar dienstverband. Er was dus geen sprake van een representatieve periode om de arbeidsomvang voor te bepalen. Het rechtsvermoeden werd dus weerlegd door de werkgever.
Let op: een werknemer met een vaste urenomvang kan dus ook een beroep doen op het rechtsvermoeden indien sprake is van structurele overschrijding van de overeengekomen uren.
Lees de volledige uitspraak hier