Uitspraak van de week: "Recht op loon na 104 weken ziekte, ook als niet gewerkt wordt?"
Een franchise-ondernemer van Albert Heijn (“AH”) ligt flink overhoop met een vulploegleider. De vulploegleider meldt zich ziek op 19 maart 2018 en heeft sindsdien niet meer gewerkt. Toch procederen partijen vier jaar na de ziekmelding nog steeds, hetgeen interessante rechtspraak oplevert. Wat speelt er?
Op 19 maart 2020 is werknemer twee jaar ziek. AH krijgt een loonsanctie opgelegd omdat niet aan de re-integratieverplichtingen zou zijn voldaan. AH tekent bezwaar aan en krijgt op 4 oktober 2020 gelijk. AH heeft echter tussen 19 maart 2020 en 4 oktober 2020 het loon doorbetaald. Eerste vraag is of de werknemer dit terug moet betalen. Het antwoord hierop luidt: ja, de enige grond voor loondoorbetaling in die periode was de loonsanctie. Werknemer werkte niet, en had dus ook geen recht op loon en moet dit terug betalen. Interessant.
Precies één jaar later, op 4 oktober 2021, is werknemer volledig hersteld. In het tussenliggende jaar, 4 oktober 2020 – 4 oktober 2021, heeft hij echter niet gewerkt. Nu wordt het spannend. Heeft hij recht op loon over die periode, en zo ja ter hoogte van welk bedrag? Het Hof Amsterdam oordeelt dat vast staat dat AH de werknemer niet in staat heeft gesteld zijn re-integratiemogelijkheden te benutten. AH heeft ‘adviezen van de bedrijfsarts niet, dan wel met forse, onverklaarbare en onredelijke vertraging uitgevoerd’. Stevige woorden van het Hof. De werknemer krijgt loon toegewezen en wel voor zijn – door het UWV in de WIA-beslissing beoordeelde – restverdiencapaciteit. Dit kwam uit op zo’n 2/3e van zijn gebruikelijk maandloon bij AH.
Was dit het einde? Nee, er speelde ook nog een ontbindingsprocedure die door de werknemer werd gewonnen. Een hele dure les voor AH. De les voor overige werkgevers? Neem je re-integratieverplichtingen óók na 104 weken ziekte serieus, omdat het anders tot een flinke loonvordering kan leiden.
Lees de volledige uitspraak hier