Uitspraak van de week: "Vakantiegeld over een bonus?"
Een (senior) advocaat treedt in dienst bij advocatenkantoor CP. Onderdeel van zijn arbeidsvoorwaardenpakket is een bonus van maximaal drie maandsalarissen, gebaseerd op de resultaten van CP en prestaties van de advocaat. De advocaat in kwestie draait lekker en krijgt ook perspectief op het partnerschap. Onderdeel van de afspraken wordt dat hij een bonus zal krijgen van 10% van zijn gedeclareerde omzet. Het steile pad omhoog wordt doorbroken als de advocaat zijn arbeidsovereenkomst opzegt tegen 1 januari 2021. Sindsdien steggelen partijen over de afwikkeling van de bonus.
Een van de kwesties is of de advocaat recht heeft op 8% vakantiegeld over zijn ontvangen bonussen uit 2018 en 2019. Een interessante kwestie die ik recent vaker voorbij heb zien komen.
De rechter kijkt eerst naar de arbeidsovereenkomst, waarin staat dat de werknemer recht heeft op 8% vakantiegeld over ‘het vaste salaris’. Dit begrip is verder niet gedefinieerd tussen partijen. De rechter moet dus schakelen naar de Wet Minimumloon en Vakantiebijslag (WML). In artikel 15 is bepaald dat een werknemer recht heeft op 8% vakantiegeld over ‘zijn ten laste van werkgever komende loon’.
Valt de bonus onder dit begrip? Recente rechtspraak wijst wel die kant op. De kantonrechter in deze kwestie oordeelt anders. De ene bonus van de advocaat was ‘discretionair’, de ander afhankelijk van zijn ‘persoonlijke omzet’. De bonus viel daarmee in de uitzondering van het loonbegrip, meer specifiek artikel 6 lid 1 sub d WML.
Ik ben niet overtuigd. Maar ik hoor graag de reacties.
Werkgevers, let op: houd rekening met de omstandigheid dat een werknemer vakantiegeld kan claimen over bonussen, tenzij je hier duidelijke afspraken over maakt!