Uitspraak van de week: "Wanneer wordt een tijdelijke urenuitbreiding structureel"?
VNO-NCW ligt overhoop met een Senior Manager Leden. Zij is sinds 2011 werkzaam in die functie, voor 22,5 uur per week. Partijen komen vier keer een tijdelijke urenuitbreiding overeen. De eerste twee keer, per 1 januari 2018, naar 30 uur per week, en vervolgens twee keer naar 37,5 uur per week. VNO legt de urenuitbreiding steeds schriftelijk vast en beëindigt de urenuitbreiding uiteindelijk per 1 januari 2021.
Werkneemster stelt zich op het standpunt dat de urenuitbreiding structureel is geworden en VNO de uren niet (eenzijdig) mocht wijzigen. VNO meent dat de urenuitbreidingen altijd tijdelijk zijn geweest en dit ook duidelijk gecommuniceerd is aan werkneemster.
Het Hof stelt allereerst vast dat de contractsvrijheid de mogelijkheid biedt aan partijen om tijdelijke urenuitbreidingen af te spreken. Dit is niet in strijd met het arbeidsrecht. De contractsvrijheid kan echter wel begrensd worden aan de hand van het goed werkgeverschap (artikel 7:611 BW). Of dat het geval is, ligt aan de – tromgeroffel… – de omstandigheden van het geval.
Het Hof stelt de werkneemster in het gelijk. Uit vele omstandigheden bleek dat de werkzaamheden die zij verrichte gedurende de extra uren van de tijdelijke urenuitbreiding feitelijk werkzaamheden betroffen die bij haar eigen bedongen arbeid behoorden: werving en behoud van leden. De uren werden niet besteed aan bijvoorbeeld een bepaald project. Het Hof concludeert dat haar arbeidsomvang ‘geleidelijk maar structureel’ is uitgebreid naar 37,5 uur. VNO mocht de uren aldus niet eenzijdig terugbrengen, ondanks het veronderstelde tijdelijke karakter.
De les? Let op met (opeenvolgende) tijdelijke urenuitbreidingen. Communiceer helder over de voorwaarden en houd in de gaten dat de extra uren bijvoorbeeld besteed worden aan (bijvoorbeeld) het project waar ze voor bedoeld waren en niet de eigen bedongen arbeid.
Lees de volledige uitspraak hier